Datum publicatie: maart 2025
De Spaanse griep in Turnhout
en zijn ingrijpende gevolgen hiervan voor de familie Proost
Rainer Adriaensen en Gil Tack
Inleiding
Hoewel men van de Spaanse griep spreekt, ligt de oorsprong van deze ziekte naar alle waarschijnlijkheid in de Verenigde Staten. Het ging aanvankelijk om een vrij onschuldig virus, dat besmette personen niet heel ziek maakte. Amerikaanse soldaten brachten het echter in 1918 (?) naar Europa. Het virus muteerde en leidde tot een levensbedreigende ziekte die uitgroeide tot een pandemie. Men schat dat ongeveer 20% van de totale wereldbevolking besmet raakte, met naar schatting tussen de 20 en 40 miljoen doden tot gevolg.
De ziekte begint met hoge koorts, spierpijn, hoesten en keelpijn, gevolgd door extreme moeheid, flauwtes en een gebrek aan energie. Dikwijls treden buikloop en longontsteking als verwikkelingen op. Er bestond in die tijd geen afdoende medicatie om de ziekte te behandelen en vele, door de oorlog erg verzwakte, mensen stierven.
Mondkapjes als bescherming tegen de Spaanse griep in Londen. Uit: www.plaizier.be
De Spaanse griep in Turnhout
Ook Turnhout wordt door de ziekte getroffen. Nochtans is er in de Turnhoutse stadsverslagen en kranten niets over te vinden. Volgens het dagboek van Eugeen Waterschoot telt elk huisgezin één of meerdere zieken. Tussen 8 en 28 november 1918 bereikt de ziekte haar hoogtepunt in de stad. De ergste week is die van 15 tot 21 november met tweeëndertig overlijdens. Nadien neemt het aantal sterfgevallen van week tot week af. Veel zieken sterven gewoon thuis. Via Rainer Adriaensen, zoon van ons bestuurslid Erika Wouters, komt Het Bezemklokje twee slachtoffers van de ziekte op het spoor. Het zijn Rainers betovergrootouders. Maria Josephine Philomena Staes, geboren in Turnhout op 13 februari 1867, sterft op 13 november 1918 om 4 uur in de Patriottenstraat. Een uur later sterft ook haar echtgenoot Joannes Franciscus Proost, geboren in Turnhout op 20 mei 1861. Zij is 51 jaar, hij 57. Beiden worden tijdens hun ziekte verzorgd door de Duitse nonnen uit de Otterstraat, die in Turnhout sinds 1880 de ziekenzorg op zich nemen. Vanuit hun christelijke visie negeren zij, net als de gasthuiszusters in het Gasthuis, alle besmettingsgevaar. Het zijn dezelfde ziekenzusters die het echtpaar waarschijnlijk samen in bed afleggen en opbaren.
Het echtpaar Proost-Staes opgebaard in het echtelijke bed. Foto Rainer Adriaensen.
Het gezin Proost
Het koppel Proost-Staes is in Turnhout getrouwd op 25 augustus 1886. Josephine Staes, naaister van beroep, is op dat moment 19 jaar en dus minderjarig. Haar vader is overleden, daarom is het haar moeder Christina Mallefet die toestemming geeft voor het huwelijk. Joannes, garenverver van beroep, is 25 jaar en bejaarde, waarmee meerderjarige wordt bedoeld. Hij is de zoon van Adrianus Proost, die eveneens garenverver is. Joannes heeft ook voldaan aan de militiewetten, op dat moment nog volgens het lotelingensysteem.
Aanvankelijk woont het echtpaar in de Otterstraat en werkt Joannes Franciscus als garenverver bij weverij Vueghs op de Gierlesteenweg.
Het gezin Proost-Staes voor 1907. Het jongste kind Cyriel is dan nog niet geboren. Foto van Rainer Adriaensen.
Daar heeft hij, zoals in de familie wordt verteld, een machine uitgevonden die het productierendement ten goede komt. Het is mogelijk dat hij daarvoor van zijn patroon een vergoeding heeft gekregen. In 1905 blijkt Joannes Franciscus immers vermogend genoeg om een groot stuk grond op de hoek van de Patriottenstraat, Spoorwegstraat en Ieperstraat te kopen. Hij laat deze grond verkavelen en bouwt er als investering een aantal kleine werkmanswoningen, die hij verhuurt.
Enkele huizen in de Patriottenstraat, gebouwd door Joannes Franciscus Proost. Foto: Het Bezemklokje.
Zelf betrekt het echtpaar het huis op de hoek van de Patriottenstraat en de Spoorwegstraat, nu een appartementsgebouw in gele gevelsteen uit de jaren zestig. In dit pand baten zij een kruidenierswinkel uit en het is daar dat zij sterven in het bijbehorende woongedeelte. In alle akten wordt Joannes vermeld als garenverver behalve in 1902 bij de geboorte van Leopoldus, dan wordt als beroep winkelier genoteerd. Op dat moment woont het gezin echter nog niet in de Patriottenstraat. Baat zijn echtgenote misschien al een winkeltje uit in de Otterstraat?Joannes Franciscus zingt ook in het koor van de in 1906 in gebruik genomen Heilig Hartkerk. Voor de eucharistieviering zingt dit koor het Ora pro nobis, een gebed tot Jezus om in de Hemel bij God voor de zondaars te bidden en te pleiten. Hieraan dankt Joannes zijn bijnaam: de Nobis. Waarom hij als enig koorlid die bijnaam krijgt, is niet bekend.
Na het overlijden van de ouders
De overleden ouders laten twee minderjarige kinderen achter: de 15-jarige Joannes Leopoldus, geboren op 8 mei 1902 en de 11-jarige Adrianus Petrus Cyrillus, geboren op 9 september 1907.
Het gezin Proost met slechts enkele van hun kinderen. Foto Rainer Adriaensen.
Zij krijgen een voogd toegewezen. Dit is Petrus Josephus Hoyberghs, een aannemer uit de Mermansstraat, getrouwd met Lucia Maria Josephina Staes. Zij is de zuster van hun overleden moeder. Er wordt ook een toeziende voogd aangesteld. Dit is Franciscus Ignatius Proost, fabriekswerker, broer van hun overleden vader en naamgenoot van de kinderen. Het idee erachter is waarschijnlijk dat een aannemer financieel beter voor de kinderen kan zorgen dan een fabriekswerker.
Uit: Notariële Akte, 20 oktober 1920 over de verkoop van een van de huizen uit de erfenis van het echtpaar Proost-Staes. De voogden van de twee minderjarige kinderen zijn vermeld.
In totaal telt het gezin echter 13 kinderen. Vier sterven er als baby. De eerstgeborene in 1888 is Anna Maria; zij sterft na een half jaar. Dikwijls is een eerste bevalling risicovol, zowel voor de baby als voor de moeder. Na Anna Maria worden een aantal kinderen gezond geboren, maar bij het negende, een jongen, Aloysius Leopoldus, geboren eind 1899, gaat het weer mis; hij sterft na 5 maanden. Ook het tiende kind, het meisje Maria Catharina Theresia, geboren in 1901, sterft na 5 maanden. Theodorus Aloysius, de voorlaatst geborene in 1903, sterft na 4 maanden. De kindersterfte is nog altijd hoog rond de eeuwwisseling. Zuigelingen zijn kwetsbaar voor infecties en de door hoge koorts bijhorende stuipen. Na het overlijden van een kind volgt er meestal het volgende jaar al een nieuwe geboorte. Dit komt doordat, wanneer de borstvoeding wegvalt, de moeder opnieuw vruchtbaar wordt en er zonder geboortebeperking een nieuwe zwangerschap aankomt. Dit is ook te zien bij de opeenvolgende geboorten in het gezin Proost-Staes: Anna Maria sterft in 1888, Joannes Baptist wordt geboren in 1889, Aloysius Leopoldus sterft in 1900 en Maria Catharina wordt geboren in 1901. Na Theodosius Aloysius die in 1904 sterft, wordt Adrianus Petrus Cyrillus pas geboren in 1907. Een mogelijke verklaring voor dit langere interval is de beginnende overgang bij Josephine Staes, waardoor de ovulaties onregelmatiger worden, maar een volgende zwangerschap mogelijk blijft.
Bij het overlijden van de ouders in 1918 is enkel de oudste zoon Joannes Baptista getrouwd. Het huwelijk met Maria Catharina Michielse vindt plaats op 9 april 1913. Joannes, roepnaam Jan, is de grootvader van de overleden stadsarchivaris Harry de Kok. De andere kinderen treden pas later in het huwelijk, behalve Maria Juliana, die zuster onderwijzeres wordt bij de Annunciaden in Geel. Zij stond heel haar carrière in de hoogste klas, in die tijd het achtste leerjaar. Verschillende van de getrouwde paren uit de familie Proost volgen hun geliefde en trekken uit Turnhout weg. Josephine, roepnaam Fien, trekt naar Tilleur, Adrianus, roepnaam Jaan, naar Hove en Adrianus Petrus Cyrillus, roepnaam Cyriel, naar Luik, waar hij bij Cockerill werkt. Joannes Edmondus, roepnaam Mon, is een buitenbeentje. Drie jaar na zijn huwelijk in Le Havre met Georgette Monnier volgt een echtscheiding, een zeldzaamheid in die tijd. Zijn ex-vrouw blijft in Frankrijk, hij keert naar België terug en hertrouwt 3 jaar later in Tongeren met Elisabeth Merken.
Naast Jan, de oudste zoon, blijven ook Joannes Baptist, roepnaam Jos en Joannes Leopoldus, roepnaam Pol, na hun huwelijk in Turnhout wonen. De twee broers gaan in 1921 een dubbel huwelijk aan met twee zusters: Jos Proost met Anna Jansen, Pol Proost met Mathilde Jansen. Jos is de overgrootvader en Anna de overgrootmoeder van Rainer Adriaensen. De twee echtparen kopen elk een van de vroegere huizen van hun vader: Jos en Anna het huis met (huidig) nummer 4 in de Patriottenstraat, Pol en Mathilde het huis met (huidig) nummer 36 in de Spoorwegstraat.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog is Jos waarschijnlijk bij de Witte Brigade. Op 27 september 1944, wanneer de Duitsers zich na de bevrijding van Turnhout achter het kanaal hebben teruggetrokken, gaat hij samen met zijn broer Pol aan het einde van de Tichelarijstraat kijken of er nog Duitsers zijn achtergebleven. Het loopt slecht af voor hem, want een Duitser schiet hem door het hoofd. Jos ligt daarom als oorlogsslachtoffer begraven op het oude kerkhof in de Kwakkelstraat en krijgt waarschijnlijk binnenkort ook een struikelsteen in Turnhout.
Graf van Franciscus Proost en Maria Staes op de begraafplaats in de Kwakkelstraat. Foto Rainer Adriaensen.
Bronnen
- Stadsarchief Turnhout, geboorteaktes nrs. 158 (1861), 65 (1867), 763 (1902), 578 (1907), 88 (1888), 763 (1899), 301 (1901), 572 (1904).
- Stadsarchief Turnhout, huwelijksakte nr. 79 (1886).
- Stadsarchief Turnhout, overlijdensaktes nrs. 402 en 403 (1918), 294 (1888), 202 (1900), 348 (1901), 33 (1904).
- Dries, R. (2018). De Grooten oorlog: deel 17. Het Bezemklokje, 36, 20-21.
- Tack, G. (2022, p. 171). Leven & werken in de Kempen: De eerste fabriekswerkers tussen 1870 en 1886. Brepols.
- Tack, G. & Wouters, E. (2018, pp. 22 en 89). Trouwen in Turnhout. Het Bezemklokje.
- Heemkundekring TurnhoutVan Dooren, K. (2013, p. 92). Allemaal Binken, Turnhout.