Artikelen 2021

Datum publicatie: december 2021

Als is een vrouwke nog zo arm…

Rita Dries

Ik herinner het mij nog alsof het gisteren is gebeurd. Ik was veertien in 1964 en enkele weken na de geboorte van mijn jongste broertje ging mijn moeder ter kerke voor haar kerkgang. Ik zie haar nog zitten vooraan in de kerk, geknield op de altaartrap, uitgedost op haar zondags met hoed en hoge hakken en met in haar armen haar jongste telg. In mijn herinnering was het een heel bijzondere gebeurtenis met veel wierrook, brandende kaarsen, orgelmuziek en een huilende baby . De betekenis van dit hele gebeuren ontging mij. Nu, zoveel jaar later, is dit christelijk gebruik zo goed als vergeten, maar ken ik wel de betekenis en de oorsprong ervan. Het verwijst namelijk naar een oud reinigingsritueel waarbij een vrouw, 40 dagen na de bevalling, haar pasgeborene opdraagt aan de Heer en aan het volk toont.

De link met Lichtmis
De vroegste verwijzing naar een viering die gelinkt kan worden aan het feest van Maria-Lichtmis werd opgetekend in 381-384 door Egeria, een non die in het Beloofde Land rondreisde. Zij meldt dat 14 februari plechtig gevierd werd in Jeruzalem met een processie naar de Constantijnse Basiliek der Wederopstanding, met een homilie over met en een eigen liturgie. Egeria's reisverslag geeft echter geen naam aan dat feest.

De datum 14 februari toont aan dat in die tijd in Jeruzalem de geboorte van Jezus van Nazareth nog op 6 januari (Epifanie) werd gevierd. De viering van Lichtmis werd door de Heilige Stoel naar 2 februari verplaatst, nadat het feest van de geboorte van Christus op 25 december was gezet.

In Europa raakte het feest vermengd met dat van de christelijke heilige Brigida, wiens naamdag op 1 februari valt. Haar verering is terug te voeren naar die van de voorchristelijke Ierse godin Brigit en de viering van het Keltische lichtfeest Imbolc.

(Imbolc (uitspraak immolc) is een Keltische naam voor de lente en traditioneel was dit de feestdag van de godin Birgid. Het is het feest van de belofte van de komende lente, het lichtfeest waarin het lengen van de dagen gevierd wordt. Rond midwinter staat de zon even stil en zijn de dagen het kortst. Met Imbolc zijn we halverwege tussen midwinter en Osteria (Pasen) wanneer dag en nacht even lang zijn.)

Op 2 februari vieren de christenen Maria-Lichtmis of kortweg Lichtmis. Zij herdenken dan de Opdracht of Presentatie van de Heer in de Tempel, waarbij Jezus, zoals elk eerstgeboren joods jongetje, wordt opgedragen aan God. Volgens de joodse wet moest een eerstgeborene jongen worden vrijgekocht op het moment dat hij 30 dagen oud was. De ouders namen het kind mee naar de tempel, en door aan de priesters geld te geven of een ander offer in natura, meestal een lam of enkele duiven, werd het kind vrijgekocht van de erfzonde en toegewijd aan God. Op die manier werd het eveneens getoond aan het volk. Voor meisjes gold een termijn van 80 dagen. Daarnaast herdenkt men op deze dag het zuiveringsoffer (Latijnse naam Purificatio Mariae) dat Maria veertig dagen na de geboorte van Jezus volgens de joodse wet moest brengen.

Het zuiveringsoffer van Maria werd ook in de Rooms-Katholieke kerk, zij het onder een andere vorm, overgenomen. Jonge moeders deden enkele weken na de bevalling hun kerkgang. Na het tweede Vaticaans concilie evolueerde dit tot een meer gemeenschappelijk gebeuren waarbij op of rond 2 februari ouders met dopelingen uit het voorbije jaar uitgenodigd werden in de kerk voor een speciale viering. Ter gelegenheid hiervan wijdde men kaarsen die de gelovigen mee naar huis konden nemen om hen te behoeden voor onheil. Traditioneel wordt er op Maria-Lichtmis een kaarsenprocessie gehouden vóór aanvang van de Eucharistieviering (mis), de naam lichtmis. De processie staat symbool voor de intrede van Christus in de tempel van Jeruzalem, als het Licht dat voor alle volkeren straalt.

Ook in andere talen verwijst de naam van het feest immers rechtstreeks naar kaarsen: Zweeds: Kyndelmisse, Frans: Fête de la Chandeleur, Engels: Candlemas Day.

In het westerse christendom is de traditionele naam van de dag Lichtmis of Maria-Lichtmis, ook wel het feest van de Ontmoeting van de Heer of de Opdracht van de Heer genoemd. In de Oosters-orthodoxe kerk wordt de Presentatie van Jezus in de Tempel gevierd als een van de twaalf grote feesten. Zij gebruiken de Juliaanse kalender en daarom vieren zij Maria-Lichtmis, net zoals alle aan een datum gerelateerde feesten, dertien dagen later, op 15 februari. In protestantse kerken is dit feest van z'n mariale karakter ontdaan en binnen de lutherse traditie omgevormd tot het feest van de Presentatie van de Heer in de tempel. Voor andere godsdiensten is het vrijwel onbekend.

De link met pannenkoeken
Veel mensen weten niet meer waar het feest van Lichtmis vandaan komt en waar het voor staat. Maar wat de meesten wel weten, is dat er op 2 februari pannenkoeken worden gegeten. Een eeuwenoud gezegde luidt immers: ‘Al is een vrouwtje nog zo arm, op Lichtmis maakt ze haar pannetje warm’. Door pannenkoeken te bakken werd vroeger het overschot aan wintervoorraad bloem en eieren opgebruikt want na Lichtmis begint de vasten. Het ontstaan van deze traditie wordt op verschillende manieren verklaard.

Twee februari was vroeger één van de twee dagen waarop de plattelandsbevolking van werk of van hoeve kon veranderen, de andere dag was 11 november (Sint-Maarten). Dat werd ’s avonds gevierd met een soort haardkoeken, die later evolueerden naar pannenkoeken.

De ronde vorm van de pannenkoek en zijn gele kleur zijn eveneens een verwijzing naar de nakende lente en dan in het bijzonder naar de terugkeer van de zon of het licht na de donkere maanden december en januari aan het einde van een strenge winter.

De kunst bestaat erin de pannenkoek bij het bakken omhoog te gooien en correct terug op te vangen in de pan, dit staat garant voor een jaar van rijkdom en weelde! De traditie zegt dat wie met Lichtmis pannenkoeken eet een voorspoedig jaar zal hebben…. Pannenkoeken worden nooit meegegeven met iemand die weggaat, want dan verlaat het geluk samen met de pannenkoeken het huis.

Lichtmis in weerspreuken
Dat het weer op Lichtmis niet te goed mag zijn, bewijzen volgende weerspreuken:
- Lichtmis donker maakt de boer tot jonker.
- Lichtmis helder en klaar maakt de boer tot bedelaar.
- Geeft Lichtmis klaverblad, met Pasen sneeuw op het pad.
- Als met Lichtmis de zon brandt, komt er schaarste in het land.
- Geeft Lichtmis zonneschijn, dan zal het later winter zijn.
- Lichtmis donker, asdag klaar, geeft een vruchtbaar jaar.
- Met Maria-Lichtmis warme zonneschijn, er zal meer sneeuw, ijs en vorst dan van tevoren zijn.
- Lichtmis helder en klaar, twee winters in een jaar.
- Lichtmis helder en rein, het zal een lange winter zijn.
- Op Lichtmis ziet een boer liever een wolf in zijn stal dan de zon.
- Lichtmis vroeg de zon aan de toren, dan gaat al het vlas verloren.

Maar dat ook weerspreuken niet altijd consequent zijn, bewijzen deze twee dan weer:
- Als met Lichtmis de zon op het misboek schijnt, is het een teken dat de winter verdwijnt.
- Als met Lichtmis de zon door de boomgaard schijnt, zal het een goed appeljaar zijn.

Deze toelichting bij het feest van Maria-Lichtmis past helemaal in de doelstelling van Het Bezemklokje om traditie en volksgebruiken levendig te houden. Voortaan zullen wij tijdens ons jaarlijks quizgebeuren op de eerste zondag van februari onze leden vergasten op vers gebakken pannenkoeken, bereid volgens grootmoeders recept.

Bibliografie
https://geloof-en-spiritualiteit.webnode.be
https://www.kuleuven.be/thomas/page/tijdschriften
https://www.dominicusgent.be/2020/02/04/lichtmis
https://www.kerknet.be
https://www.nieuwsblad.be/
https://kunst-en-cultuur.infonu.nl/feestdagen
https://nl.wikipedia.org/wiki/Maria-Lichtmis
https://www.beleven.org/feest/presentatie_van_christus_in_de_tempel  (Maria-Lichtmis)

Datum publicatie: september 2021

Verkoop van autobanden

Erika Wouters

In de jaren vijftig zijn er in Turnhout slechts twee zaken waar men voor autobanden, belangrijk aspect van het autorijden, terecht kon: bij Frans De Rede in de Koning Albertstraat en bij Liboir Wouters in de Zandstraat. Zij beschouwen mekaar niet als concurrenten want naargelang de woonplaats van de klanten in Turnhout gaan deze bij de ene of bij de andere. Dochter Erika schreef een artikel over de bandenzaak van haar vader Liboir Wouters.

Liborius en Zichem
Om te beginnen een woordje uitleg over de toch wel merkwaardige voornaam van mijn vader. Het was niet zijn eerste voornaam maar zijn derde. Voluit heette hij Antonius Eduardus Liborius. Weinige Turnhoutenaren noemden hem Liboir maar spraken van Liboor of Liboeër. Nooit heb ik iemand anders gekend met die voornaam, tot ik ontdekte dat er in de Sint-Pieterskerk aan de rechterkant van het rechter zijaltaar op een sokkel een beeld van de H. Liborius staat. Hij was een bisschop uit de Franse stad Le Mans in de vierde eeuw en werd aanroepen bij nierstenen, dus niks met autobanden. Alhoewel voor de 24 uren van Le Mans moet men goede banden hebben! Wat mijn grootouders bezielde om in 1914 aan hun ‘boreling’ die voornaam te geven weet ik niet. Toen mijn zoon Rainer echter enkele jaren geleden opzoekingen deed voor zijn stamboom, ontdekte hij bij zijn voorouders een Liboir: de overgrootvader van mijn vader heette Liborius.

Mijn vader bracht zijn jeugd door in Zichem, waar zijn vader machinist was bij de Buurtspoorwegen. Over zijn kwajongensstreken à la De Witte vertelde hij graag, hij beweerde zelfs dat hij in de bewaarschool Moeder Cent gekend had. Toen op 14- jarige leeftijd bleek dat de jonge Liboir geen studiehaar op z’n kop had, werd hij naar Brussel gestuurd om er een stiel te leren. Alle dagen om 6.15 u met de trein vertrekken om ’s avonds om 20.00 u terug in Zichem te zijn was zwaar. Gelukkig woonde hij in een tweewoonst van het station en had bovendien het geluk in een hangar waar de trams stonden aan alles te mogen sleutelen. In 1932 behaalde hij in Diest het diploma van mecanicien en chauffeur. Vanaf dan kon hij een cent verdienen bij Niske de Smid, die vlakbij het station een garage annex café had en die ook voorkomt in de boeken van Ernest Claes. Midden jaren dertig begon hij thuis een bandenhandeltje en mocht hiervoor zelfs van zijn vader een machien voor vulkanisatie kopen aan 7000 fr. bij een garagist in Diest die zijn zaak stopzette. Zijn leven lang zou mijn vader een voorliefde hebben voor rubber, hij kon er alles mee repareren en had steeds een voorraad van in repen gesneden binnenbanden. Een waar ‘meesterwerk’ was de hondenmand of beter gezegd een soort rubberbed, dat hij in de jaren zeventig voor onze boxerhond ontwierp. Het was helemaal vervaardigd van oude banden, het was warm en we konden het goed met een tuinslang proper spuiten.

Eigen zaak in Turnhout
Mijn ouders leerden mekaar kennen in de schaduw van de Norbertijnerabdij van Averbode en trouwden er in 1938 in de abdijkerk. Nadien werd er al vlug verhuisd naar Turnhout, dat toen met een stoomtram verbonden was met Zichem. Turnhout was niet zo’n vreemde keuze want mijn grootouders waren afkomstig van Mol en Oud-Turnhout. In de Zandstraat achter de Middelareskerk werd een huis gehuurd voor 125 fr. per maand. De voorste plaats werd ingericht als winkel, er stonden rekken met banden van de merken Englebert, Dunlop, Henley, GoodYear, Michelin enz. Er was zelfs een etalage waarin enkele banden werden tentoongesteld! De noodzaak van een werkhuis was vanzelfsprekend en dat werd gebouwd op een perceel iets verderop in de straat, richting café Oliekop. Het werkhuis stond achterin en vooraan konden dan in openlucht banden verwisseld en opgelegd werden. Ik herinner mij ook de triporteur die daar klaar stond voor allerlei vervoer. Op die plaats werd dan midden jaren vijftig ons woonhuis gebouwd met inrijpoort, zodat er niet meer onder de blote hemel moest gewerkt worden. Aan vrachtwagens werd gewoon op straat gewerkt! Door de uitbreiding van de Vakschool werd het echter steeds drukker in de straat. Bovendien was onze overbuur de Garage Bynens en Co. die met hun bussen binnen en buiten reden langs de Zandstraat. Begin jaren zestig kocht mijn vader op het Robsonplein een stuk grond waar voldoende plaats was om aan vrachtwagens te werken.

Aanvankelijk werden de banden van de eerste bandenzaak gestockeerd in de eetkamer van zijn ouders. Rechts op de voorgrond de Leuvense stoof.  (Foto Erika Wouters)

Triporteur die diende om autobanden te vervoeren en was voor de kinderen ook leuk om in te spelen. (Foto Erika Wouters)

Jargon
Zelf heb ik mij nooit voor de bandenstiel geïnteresseerd maar volgende begrippen zijn mij wel bekend: vulkaniseren, opsnijden (wanneer het profiel niet diep genoeg meer was en dus onveilig), uitbalanceren, sneeuwbanden (toen was het nog toegelaten spikes te schieten in de banden) en tenslotte heropgieten. Op regelmatige tijdstippen kwam er een vrachtwagen van de Brusselse firma Varec de kletskoppen ophalen om ze enkele dagen later terug te brengen met een nieuwe rubberlaag. Iedereen had niet zo maar het geld om nieuwe banden te kopen. Tijdens de schoolvakanties verdiende ik thuis een centje bij met rekeningen schrijven, in dubbel met carbonpapier ertussen. Er moesten ook nog takszegels geplakt worden, netjes in twee geknipt en de beide helften moesten dan afgestempeld worden. Er was immers nog geen BTW, die pas ingevoerd werd in 1971.

Rijden, reizen en sport
Ik wil nog even terugkomen op de eerste jaren dat mijn ouders in Turnhout woonden. Er werd dikwijls naar Averbode gereden en dat gebeurde dan met een moto. Mijn ouders waren een sportief koppel en mijn vader genoot van die tochten met de moto (ik was nog niet geboren!). 16 jaar oud had hij al zijn eerste Triumph, later volgden een Sarolea en natuurlijk een Harley Davidson! Vanzelfsprekend allemaal occasies waaraan hij naar hartenlust kon sleutelen.

Liboir, de trotse eigenaar van een moto van het merk Sarolea. (Foto Erika Wouters)

Op aandringen van mijn moeder kwamen er wel comfortabelere vervoermiddelen maar steeds occasies… Eens goed ingeburgerd in Turnhout werd hij lid van verschillende sportclubs o.a. de zwemclub de Goudvisjes die hun clublokaal hadden in de afspanning bij Janneke Lauwers op de de Merodelei vlakbij het station. Later sloot hij aan bij de zwemclub Olma. In 1965 werd in café Sint Pieter Autoclub Campina gesticht en hoe kon het ook anders, mijn vader was één van de stichtende leden. Vele jaren werden er uitstappen georganiseerd met de weeskinderen van het weeshuis van Ivo Cornelis in Weelde Station. Hoe oubollig klinkt dat nu, ‘Een dagje uit met onze weesjes’ maar er was steeds veel enthousiasme bij de leden. Ook de talrijke rally’s in de Kempen waren hoogtepunten, die steeds veel voorbereiding vroegen. Hoe behendig men kon rijden konden de leden tonen in de gymkana’s die op het Boomgaardplein werden gehouden. Rijden en reizen was voor mijn vader als eten, drinken en slapen, snel rijden interesseerde hem niet, wel goed rijden en van de omgeving genieten. Groepsreizen was niets voor hem. De enige groepsreis die hij ooit maakte was met de VTB in 1964 naar Lourdes, op aandringen van mijn moeder. Hij was trouwens een halve eeuw lid van de VAB en reed fier met een plaat PECHVERHELPING op zijn auto, voor autobandenpech wel te verstaan!

Met zijn uitgebreide verzameling wieldeksels, die men vroeger dikwijls langs de weg vond, kwam mijn vader ooit in het toenmalig BRT programma Echo met Miel Louw. Zijn vele klanten vulden zijn verzameling aan. Toen hij zijn zaak stopzette in 1978 schonk hij alles aan de Gentenaar Mahy met zijn befaamde oldtimercollectie.


Collectie wieldeksels, verzameld door Liboir en zijn klanten. (Foto Erika Wouters)

In de genen?
Van alle leerjongens die bij mijn vader op leercontract hun stiel leerden, is er één in Turnhout nog goedbekend, mijn schoonbroer Frans(ke) Adriaensen. Ondanks zijn pensionering kan hij de bandenstiel nog steeds geen vaarwel zeggen.
In 1990 overleed mijn vader in het Sint Petrusrusthuis. Hij had zelfs daar nog de toelating gekregen om te gaan knutselen aan de bandjes van rolwagens in de kelder van het Sint Elisabethziekenhuis. Hij kon het dus echt niet laten.

Datum publicatie: juni 2021

Patisserie Melis

Jacqueline en Marc Melis en Gil Tack

Na bakkerij Van Eupen in de Sint-Antoniusstraat en pasteibakkerijen Van den Brandt besteedt Het Bezemklokje aandacht aan patisserie Melis, een gerenommeerde Turnhoutse banketbakkerij.

Historiek
Op 23 Juni 1868 komt Augustinus Johannes Melis, beter gekend als de Schele van Retie, van Aartselaar naar Turnhout om er te werken bij de Lange Van Bael. In die tijd is het geven van bijnamen, gebaseerd op een lichaamskenmerk en/of de herkomst, een algemeen gebruik. Bijna iedereen heeft er een. De bijnamen worden naast de echte namen zelfs in officiële documenten genoteerd, omdat de meeste personen immers enkel onder deze bijnaam zijn gekend.

August of Jan, die zijn stiel waarschijnlijk in Charleroi of Frankrijk heeft geleerd, gaat aan het werk in het Bescheten Straatje (Driezenstraat), in die tijd nog een smal straatje, waar honden (en mensen?) op hun gemak een drol kunnen leggen. Zijn baas bakker Van Bael - Van der Beren baat daar zijn brood-, peperkoek- en pasteibakkerij uit.

August trouwt met Petronella Van der Loock (°1843) en in het gezin worden vier kinderen geboren. Na een tijd neemt August de zaak van zijn baas over en vestigt zich achtereenvolgens in de Herentalsstraat, de Warandestraat en de Otterstraat. Hij sterft in 1898 en Johannes Cornelis (°1873), een van zijn zonen, zet de zaak van zijn vader verder.

Op 29 juli 1903 huwt deze Johannes met Maria Germonprez en ze krijgen vier zonen en één dochter Jeanne. Drie zonen worden net als hun vader patissier. In 1912 koopt Johannes Cornelius het pand op de de Merodelei nummer 57, waar vanaf dan patisserie Melis met een kleine verbruikszaal haar definitieve vestigingsplaats krijgt.

Patisserie van Jan en Maria Melis - Germonprez, tweede generatie (Foto Marc Melis)

Patisserie van Jan en Maria Melis - Germonprez, tweede generatie. (Foto Marc Melis)

Visitekaartje van Melis-Germonprez. (Foto Marc Melis)

In 1936 sterft Johannes plots op 63-jarige leeftijd. Henri, een van zijn zonen, wil eigenlijk apotheker worden, maar het lot beslist anders. Hij besluit om de zaak van zijn vader verder te zetten. Hij huwt Maria Luyten en zij krijgen vier kinderen (drie dochters Jacqueline, Micheline en Daniëlle en één zoon, Marc). De patisserie wordt begin jaren zestig opnieuw verbouwd.

De vernieuwde patisserie begin jaren zestig. (Foto Marc Melis)

In 1975 herhaalt de geschiedenis zich helaas, want ook Henri sterft veel te vroeg. Hij is pas 61 jaar. Het is zijn zoon Marc, die samen met zijn vrouw Chris Moyaert als vierde generatie Melis aantreedt. De bakkerij wordt opnieuw vernieuwd naar een model van een oude winkel in het Volkskunde-museum te Gent. Vanaf 1983 krijgt Chris in de winkel de hulp van haar schoonzus Daniëlle. Belangrijke veranderingen staan op stapel: het verbruikssalon verdwijnt, het interieur wordt opnieuw vernieuwd en patisserie Melis wordt een brood- en banketbakkerij omdat Marc voortaan ook brood en pistolets bakt.

Andere tijden
In het verleden kan een patisserie met een kleine verbruikssalon enkel in een stad een bestaan vinden. Genoeg rijke burgers moeten het zich kunnen permitteren om ook gedurende de week van gebak te snoepen. Zij laten het aankopen via hun personeel en als madame goed gezind is, mag de meid ook voor zichzelf een koek bestellen. Soms gaan ze zelf ter plaatse een koffie met een gebakje degusteren. Een derde mogelijkheid is het gateauke door de bakkersgast op zijn fiets met metalen draagtrommel te laten leveren. Weinig begrip is er in die tijd voor het ‘werkvolk’. ‘Laat de gast eens vlug twee gebakjes brengen, want het is geen weer om door te komen.’ is een telefoontje dat de familie zich nog altijd herinnert. Bij de levering is het steevast de meid die de deur opent, onberispelijk in het zwart gekleed, tot zwarte kousen toe, met een witte schort en een wit kantje op haar hoofd.

In het bakkersatelier is er een strikte hiërarchie. De leerjongen moet een aantal jaren minstens 1 dag per week middenstandsopleiding volgen (theorie en praktijk). De halve gast gaat elke week ook nog naar de les en de volle gast kan bij de baas blijven werken of een eigen zaak beginnen. Jacqueline weet niet of die termen nu nog worden gebruikt.

Die rijke klanten hebben ook zo hun eigenaardigheden. De meid van een van de vooraanstaande families brengt elke zondag - uit zuinigheid? - hetzelfde patisseriedoosje mee om de gebakjes in in te pakken. ‘Madame’ zelf vraagt telkens als ze in de winkel komt of de patisserie vers is. Zo ook op een nieuwjaarsdag. Met de winkel vol klanten krijgt ze die dag beleefd als antwoord: ‘Neen mevrouw, het is allemaal van vorig jaar!’
Deze rijke klanten betalen ook niet, hun uitgaven worden opgeschreven. Elk jaar na Nieuwjaar wordt er afgerekend. Dat is immers het moment dat deze rijke mensen hun intresten op de bank innen en de huurders aan hen hun pacht betalen. Een praktijk, die blijft bestaan tot aan de Tweede Wereldoorlog.

Tijdens die Tweede Wereldoorlog wordt zonder toestemming van de Duitse bezetter een nieuwe oven gebouwd, in die tijd nog gestookt met cokes. De oven kostte 31 000 BEF, plus de toenmalige taks van 4,5%. Een hoop zand voor de deur verraadt de plaatsing en de werken moeten onmiddellijk stopgezet worden. Maar een pak chocolade van 400 gr., waarde in die oorlogstijd 450 fr., overtuigt de controlerende Duitser en de oven kan worden geïnstalleerd.

De tijdens de Tweede Wereldoorlog geplaatste oven.  (Foto Marc Melis)

Specialiteiten
Patisserie Melis heeft haar eigen specialiteiten, waarvan de recepten geheim zijn en die van generatie op generatie worden doorgegeven. Zelfs receptenboeken van August Melis zijn nog altijd in bezit van de familie, maar te slecht van kwaliteit om te fotograferen.
In de winkel staat al het lekkers uitgestald op de witte koekplanken. Peperkoek en speculaas zijn alle dagen te verkrijgen. In de Nieuwjaarsperiode wordt de peperkoek bestreken met glace royale, een harde witte glazuur. Bovenop worden suikeren bloemen en andere versieringen aangebracht. Sommige klanten beslissen zelf waarmee hun peperkoek versierd moet worden! Later neemt een droge of een gefoureerde biscuit in hartvorm, soms zelfs versierd met pralines, in de Nieuwjaarsperiode de plaats van de superpeperkoek in.

Poppelse janhagel, een soort broze koek, kan eveneens aan vele klanten verkocht worden.

Een absolute topper is de pain à la grecque, waar de caramel afdruipt. Zelfs naar klanten in het toenmalig Belgisch Kongo wordt deze specialiteit verstuurd. Het meest wordt pain à la grecque verkocht in de periode van Allerheiligen. Dan komen de uitgeweken Turnhoutenaars hun overleden familieleden op het kerkhof herdenken. Als herinnering aan hun thuisstad nemen ze dan deze zoetigheid mee naar huis.

Eén van de specialiteiten waarvoor patisserie Melis eveneens wijd en zijd bekend is, is de dyonaise (ijstaart). Op bestelling het ganse jaar door maar vooral gegeerd tijdens de feestdagen.

Op oudejaarsavond bestelt een klant een dyonaise, maar ze vergist zich en wil eigenlijk een diplomate. Wanneer ze 's anderendaags in de kelder de zoetigheid gaat halen om met haar eerste caféklanten het nieuwe jaar te vieren, vindt ze enkel de gesmolten dyonaise, die van het schab op de grond is gedrupt. Ook in de communieperiode, een vijftal zondagen in mei en juni, wordt deze ijstaart – met lammetje - veel besteld. Een half uur voordat op het communiefeest het dessert wordt geserveerd, moet de klant bellen. Dan wordt de dyonaise ijstaart afgewerkt met slagroom en vers fruit. De levering aan de feestvierders is een jobke voor Jacqueline, die hiervoor veel zondagnamiddagen heeft rondgereden.

Ook couques de Reims op basis van kruiden en honing staat op de specialiteitenlijst. Tijdens de Tweede Wereldoorlog worden door de schaarste vele lekkernijen zo goed verstopt om ze te bewaren voor feestelijke gelegenheden, dat men ze uit het oog verliest. Wanneer een portie couques de Reims van Melis na de oorlog uiteindelijk wordt terug gevonden, blijkt hij nog best eetbaar.

Een andere specialiteit is de nougatine-taart, die altijd in de mode blijft: een echte evergreen in de patisserie Melis.

Zolang K.F.C. Turnhout nog in tweede klas speelt, levert Melis ook de vlaaien voor tijdens de half time.

Marc specialiseert zich in pastiages of eetbare sierstukken in suikerwerk. Begin jaren tachtig maakt hij een kopie van de bruidstaart uit 1966 van koningin Beatrix. Voor het huwelijk van zijn zus Daniëlle is hij het natuurlijk die zorgt voor de bruidstaart, een echt kunstwerk!

Vrijaf?
In het verleden zijn de winkels veel later open dan nu. Dat patisserie Melis zelfs open blijft tot 22.00 u heeft alles te maken met de nabijheid van cinema Roxy. Na de vertoning lusten de bioscoopgangers immers nog wel een zoet hapje. Later wordt 20.00 u het sluitingsuur. De veertiendaagse jaarlijkse vakantie begint voor hen op 15 augustus, na moederkensdag, een dubbele hoogdag voor banketbakkers.

Geen vijfde generatie
Omdat de twee kinderen van Marc en Chris andere plannen hebben met hun leven komt er geen vijfde generatie. Dit is het einde van het familiebedrijf met als rode draad verfijning en kwaliteit.

Datum publicatie: maart 2021

Een telefoonboek van 1939-1940 (Deel 1)

Erika Wouters en Gil Tack

Het begon met een gift van ons lid Basiel Cavents aan Erika Wouters. Hij had een telefoonboek uit 1939/1940 bewaard en vermoedde dat Het Bezemklokje daar nog relevante informatie zou kunnen in vinden. Basiel overleed enkele jaren geleden, maar behoorde tot onze oudste leden en werkte mee aan drie artikelen die in ons ledenblad verschenen: een over de huidevetterij van zijn vader Frans in het ledenblad van mei 2012, over Vitawoef, de kauwbeenderen voor honden, in het ledenblad van september 2012 en een over het uitdoen van de bomen op de de Merodelei in het ledenblad van juni 2018. Postuum is dit zijn vierde bijdrage.

Het Rijkstelefoonboek van 1939 (zie foto 1 onderaan de tekst)

In 1939 telt het Rijkstelefoonboek 2043 pagina’s. In de inleiding staat dat het is onderverdeeld in drie delen: deel I voor de provincie Brabant, deel II voor de provincies Antwerpen, Oost-Vlaanderen, West-Vlaanderen en Limburg, deel III voor de provincies Luik, Namen, Luxemburg en Henegouwen. Dit indeling blijkt echter achterhaald. In werkelijkheid begint het Rijkstelefoonboek met de abonnees van de stad Brussel en 21 omliggende gemeenten zoals Dilbeek, Sint-Gillis en Laken (het Koninklijk Paleis daar kan bereikt worden op de nummers 26 09 94 en 12 09 93). Dit eerste deel beslaat uit 615 pagina’s of een derde van het boek. Daarna volgen de steden en gemeenten van de verschillende provincies in alfabetische volgorde en dus niet geklasseerd per provincie.

Het onderdeel over Turnhout bevat circa 900 telefoonnummers en is te vinden van pagina 1926 tot en met pagina 1931. (zie foto 2 onderaan de tekst)
In dit deel zijn ook de abonnees uit Zevendonk, Ravels, Vosselaar, Oud-Turnhout en Weelde Statie opgenomen. Arendonk, Beerse en Weelde staan afzonderlijk in de alfabetische lijst van de gemeenten.

Zuinige abonnees houden het voor de aankondiging van hun telefoonnummer bij één regel, want dat is kosteloos: het telefoonnummer (niet vet), de naam en beginletter van de voornaam (vet), de firma- of handelsnaam en, niet altijd, het adres (niet vet). Met opzet hebben wij de manier van noteren (lettertype, volgorde en schikking) letterlijk uit het telefoonboek overgenomen. Er blijkt uit hoe weinig belang wordt gehecht aan eenvormigheid, wat volgens de huidige principes de rust van een tekst ten goede komt.

156 Loos K.,bronsgieter, Prinsenstr., 19².
In dit huis woont momenteel ons lid Paule Van Dael. Zij heeft de oorspronkelijke, door de bronsgieter vervaardigde, maar niet meer reglementaire, koperen brievenbus in art nouveaustijl, behouden. Dit leidt soms tot problemen bij de levering van te grote enveloppen of pakjes. (zie foto 3 onderaan de tekst)

Andere abonnees kijken niet op geld, geven bijkomende informatie en benadrukken tegelijkertijd hun status door hun buitenverblijf te vermelden.

395 Van Beeck, Léon, Warandestr., 58. Van 1 April tot 30 September: Beersse (sic) tel: 110. In de lijst van Beerse wordt hij vermeld als fabrieksvertegenwoordiger. In het ledenblad van december 2013 schreef Het Bezemklokje in een artikel over de Warandestraat dat Van Beeck op de hoek van het huidige ‘t Muurke een winkel had van schoolgerief.

Ook andere personen of bedrijven hebben meer dan een telefoonaansluiting.

40 Verwaest Ch., villa Nazareth, daarnaast nog drie telefoonnummers nl. nr. 291 van zijn woonhuis in de Leopoldstraat 3 en de nummers 68 en 662 van het atelier aan de Nouveau Bassin. Al deze verwijzingen zijn in dit geval en logischerwijs te vinden onder de V.

Een S(emester) achter een nummer betekent dat het een aansluiting met een zesmaandelijks abonnement betreft. Deze letter staat ook bij het telefoonnummer van het buitenverblijf van sommige abonnees.

749 Boone Wwe Jos., Oude Bareel, in Vosselaar (S).

Abonnees worden soms verschillende keren vermeld, meestal met bijkomende informatie.

Bij de A van apotheek vinden we
293 Apotheek Cornil, Eduard, de Merodel., 2, Zeshoek, laborat. Hexa producten.

Ook bij de C staat deze apotheek
293 Cornil, Eduard, apoth. Zeshoek, Laborat. Hexa producten, de Merodel., 2. Op deze locatie is nog altijd een apotheek gevestigd.

APOTHEEK DER KEMPEN. Markt, 20. Elken zondag de ganschen dag open. Tel: 13. Levert alle specialiteiten.

En nog een tweede keer bij de A:
13 Apotheek der Kempen, Notenbaert, Markt. (zie foto 4 onderaan de tekst)

Een spellingstabel in de drie landstalen vooraan in de telefoongids voorkomt Babylonische spraakverwarringen in een tijd dat veel mensen laag geschoold zijn. Voor het spellen van woorden beginnend met een A moeten Franstaligen Arthur, Nederlandstaligen Adam en Duitstaligen Anna gebruiken. Het Bezemklokje spel je met volgende namen: Herman, Eva, Thomas, spatie, Bastiaan, Eva, Zulma, Eva, Martha, Karel, Lodewijk, Omer, Karel, Jan en Eva.

Telefoniste, een belangrijk beroep

In het interbellum en in sommige delen van België nog lang daarna, zijn telefonistes een onmisbare schakel bij het telefoneren. Het beroep wordt van bij het ontstaan bijna uitsluitend uitgeoefend door vrouwen. In Turnhout werken zij in de openbare telefoonkantoren in de Heilig Hartstraat (telefoonnummer 377), in het station en in het postkantoor op de Grote Markt. Daar kunnen klanten die niet over een telefoontoestel beschikken terecht om een verbinding aan te vragen. Deze wordt door de telefoniste gemaakt en doorgeschakeld naar aparte cabines, waar de klanten ongestoord kunnen spreken.
Ook klanten met een eigen toestel bellen niet rechtstreeks. Zij roepen eerst de centrale op, geven de daar aanwezige telefoniste de gemeente en het telefoonnummer van hun correspondent ( het telefoonnummer 6 bestaat zowel in Turnhout als in Beerse) en zij maakt de verbinding. In die tijd houdt iedereen er rekening mee dat de telefoniste op kalme momenten geïnteresseerd meeluistert en niet altijd discreet met de informatie omgaat.

Vooraan in het telefoonboek staat een lijst met automatische kantoren. Dit betekent dat de klant geen beroep hoeft te doen op een telefoniste en zelf aan de slag kan met de telefoonschijf. In Turnhout komen zulke kantoren niet voor.

Een N(acht) achter de naam van abonnees in gemeenten buiten Turnhout betekent dat deze personen ook ’s nachts kunnen bellen of gebeld worden. De telefooncentrale is er ‘s nachts echter niet bemand en de verbinding wordt via de centrale van Turnhout gemaakt. Dit is het geval in

Arendonk: 66 Bastiaens, Fr., dokter in de geneeskunde, Dorpsstr., 53. (N: Turnhout).
Beerse: 64 Bynens Luyckx Vlimmeren (N: Turnhout).
Weelde: 38 Bax, J., molenaar, granen, Pastorijstr. (N: Turnhout).

Geen computerstem, maar een persoon in levende lijve bemant de wekdienst tussen middernacht en 9 uur, weliswaar mits betaling van 1 fr. De sprekende klok kan enkel in het Nederlands worden geraadpleegd in de grote steden Brussel, Antwerpen, Brugge, Charleroi, Verviers, Gent en Luik.

Prijs van de gesprekken

Zonale gesprekken welke ook de duur er van weze, kosten 0,40 fr. Interzonaal is duurder en afhankelijk van het aantal km en de periode dat men telefoneert: tot op 20 km afstand speelt het tijdstip geen rol en is de prijs 0,80 fr. Tussen 20 en 40 km is de prijs 1,20 fr. en is het tijdstip nog steeds niet van belang. Vanaf 40 km wordt wel onderscheid gemaakt. Tot 50 km is de prijs 3 fr. overdag en 1,80 fr. ‘s nachts. Verder dan 50 km betaalt de klant tussen 8 en 19 u 5.00 fr. en tussen 19.00 u tot 8.00 u 3,00 fr. Telefoneren uit een cabine kost zonaal 1 fr., interzonaal is er een supplement van 0,25 fr. Elk gesprek kan na 6 minuten onderbroken worden, waarschijnlijk om lange wachtrijen en -tijden te vermijden.

Bellen naar het buitenland, maar binnen Europa, kost geld: naar Amsterdam 16,35 fr., naar IJsland, de duurste connectie, 261 fr. voor de eerste 3 minuten met daarna een surplus per minuut. Buiten Europa kost telefoneren met Santiago de Chili het meest: 1.137 fr.

Gebruiksvriendelijkheid

Naast een eenvormige manier van noteren ontbreekt ook, zoals we hoger al schreven, een logische, alfabetische klassering van de abonnees. Omdat men niet altijd weet bij welke beginletter je een abonnee kan vinden, wordt het moeilijk zoeken.

Enkel bij de O is de school van het heilig Graf te vinden.
211 Opvoedingsgesticht H. Graf.

Onder de T: 567 Turnhoutsche IJsfabriek, Korte Meermansstraat (sic) 14. Dit bedrijf leverde ijsblokken aan de Turnhoutse cafés om de dranken koel te houden. Later schakelde het over op de productie van roomijs, veranderde zijn naam in For You en week uit naar Beerse. IJs op een stokje werd in Turnhout lang ne foryou genoemd.

Veel abonnees worden genoteerd zonder adres. Dit is goedkoper en in een kleine gemeenschap zoals het Turnhout van 1939 niet nodig. Iedereen kent immers de belangrijke personen en bedrijven en weet waar ze te vinden.

60 Apotheek over kerk O.L.Vr. Middelares.
362 Nat. Bond tot Bestrijding der Tuberculose, in 1939 is tuberculose nog steeds een veel voorkomende ziekte bij gebrek aan antibiotica.
131 Verwaest A. et soeur, dentelles. De zuster wordt niet met haar naam genoemd, een aanwijzing voor het minieme aanzien van vrouwen, ook in een typische vrouwelijke sector.
Ook de belangrijkste papierfabrieken staan zonder adres, maar wel bij de juiste beginletter: 42 Belgica (La), 43 Biermans, 4 en 29 Brepols, met relatief lage telefoonnummers. Ook de banken hebben lage nummers: 58 Banc Société Générale de Belgique, 35 Fivek (Financiële Vennootschap der Kempen), 27 Nationale Bank van België.

Kort maar krachtig en voor ons niet meer te begrijpen zijn volgende vermeldingen: 402 Rovany, 404 Merisco, 769 Pacherchic, 526 Spiers & Son (etabl. B.M.) Gr. Markt. In het ledenblad van juni 2018 ontdekte Het Bezemklokje dat dit laatste bedrijf zich bezighield met het laten rijpen en verdelen van bananen.

In het volgende ledenblad focussen we nog meer op abonnees in Turnhout.

Foto 1: Voorkaft telefoonboek. (Foto Erika Wouters)

Foto 2: Algemene info over de sector Turnhout op pagina 1926. (Foto Erika Wouters)

Foto 3: Brievenbus in brons in art-nouveaustijl in de Prinsenstraat. (Foto Erika Wouters)

Foto 4: Apotheek der Kempen, Markt, 20, p. 1926. (Foto Erika Wouters)